Deze zomer kocht ik een vijftigtal glazen (meest kristallen) karafstoppen bij antiquair l’Atelier d’Alban, gevestigd in Manoir de Lormarin (Perche, Frankrijk). Ik heb er met koperdraad een ‘gordijn’ van geknoopt.
Ze hangen sinds een paar weken in een van onze Paulownia’s.
Leuk om te maken en gemakkelijk volgend jaar ergens anders op te hangen. Van de winter gaan ze naar binnen, als alternatieve Kerstversiering.
Geel en oranje voeren steeds meer de boventoon in de tuin. Bij de poel is er soms opeens een andere kleur die eruit springt.
Aan de oever bloeit een felrood bolgewasje. Geen idee wat het is, het is een anonieme verrassing van Matthé. Kleurt mooi bij de stengels van de Moeraswolfsmelk (Euphorbia palustris). Lekker pittig ding!
Dit hele kleine slakje, ik denk 0,5 cm groot zoekt zijn/haar weg over de zaaddozen van de Gele Lis. Vertederend om te zien, zo fragiel en doorschijnend.
De zaaddozen van de Gele Lis zijn rijp en barsten open. Ik weet wat mij te wieden staat, volgend voorjaar!
De maanlichtgele borders zijn ontworpen om bij het krieken van de dag en het vallen van de avond op hun mooist te zijn.
De ‘randen van de dag’ zijn een groot deel van het jaar de enige momenten waarop een werkende vrouw als ik een een glimp kan opvangen van de tuin.
Dit voorjaar zijn de borders ingeplant, ik geniet er nu al dagelijks van als ik thuis kom in de schemering! In de keuken maakt Matthé ondertussen iets lekkers klaar. Dat is thuiskomen!
‘Het is bijna een gedicht: Bloem der zeven zonen. Vooral dat ouderwetse der en daarna zeven als getal van de volheid, zorgen ervoor dat je de naam een paar keer door je mond laat rollen. Maar ook de wetenschappelijke naam Heptacodium miconioides mag er zijn. Het is net of je klokjes hoort klingelen.’
Zo begint Wiert Nieuman, zijn ode aan deze prachtige struik (Bron: Houten Nieuws, 21 september 2016). Ik ben er net zo enthousiast over als Wiert, al vele jaren lang.
Rond 1990 startte ik mijn ‘carrière’ als tuinvrouw met de huur van een volkstuin in Utrecht, op een complex bij Groenekan. Ik was destijds een fanatiek beoefenaar van Ikebana en wilde mijn eigen bloemschikmateriaal gaan kweken. Ik las alles wat los en vast zat om inspiratie op te doen. Natuurlijk werd ik ook lid van de KMTP en kreeg dus maandelijks het blad Groei en Bloei in de bus. Daarin werd elke maand een bijzondere struik beschreven, ik denk door Wiert maar het kan ook Cor van Gelderen van Esveld geweest zijn.
We kochten ons exemplaar van de Heptacodium na een lyrische beschrijving in G&B bij Esveld. In 1994 verhuisde hij met ons mee naar De Pullenhof. De struik is nu dus bijna 30 jaar oud en uitgegroeid tot een pronkstuk van zo’n 4m breed en bijna 5m hoog. We kijken erop vanuit onze slaapkamer, zo mooi!
Door het artikel van Wiert weet ik, dat wij een van de oudste exemplaren van Nederland moeten hebben. Ik citeer hem opnieuw: ‘Nadat de plantenjager Wilson hem in 1907 in China had gevonden, verdween hij weer in de vergetelheid. Pas in 1980 werd er tijdens een expeditie zaad van verzameld en werden daaruit in de VS planten opgekweekt. In de natuur is deze soort zeer zeldzaam omdat de natuurlijke groeiplaatsen in sterk gecultiveerde gebieden liggen, waardoor deze soort geen plek om te groeien meer heeft.’
In Nederland is de plant omstreeks 1987 – dus pas 30 jaar geleden – in cultuur gekomen en één van de eerste plekken waar hij te bewonderen was is het Von Gimborn Arboretum in Doorn (aangeplant in 1985). Ook in de Botanische Tuinen in de Uithof in Utrecht en die in bv Twente en Assen, staan inmiddels verschillende grote exemplaren die in de nazomer schitterend bloeien.’
In elk jaargetijde is dit een blikvanger. Gedurende de lente en de zomer is een groen rustpunt, een koele oase. De bloei valt in september/oktober met witte geurende bloemen die in kransen van zeven staan (hepta betekent 7). De bloemen bieden overvloedige nectar aan insecten in een tijd van het jaar dat voedsel schaars begint te worden. Tijdens het rustige nazomerweer van de afgelopen dagen gonst het aan alle kanten.
De uitgebloeide bloemen verkleuren naar karmijnrood. In de winter is er een hoofdrol voor de rustieke, licht schilferende bast die oplicht in de winterzon.
Volgens de boekjes houdt hij van volle zon. Bij ons staat hij een groot deel van de dag in de schaduw van het huis en van een grote berk. Alleen in de vroege ochtend is er wat zon. Desondanks bloeit hij overvloedig! Aanplanten dus, deze beauty! Let wel op waar: het wortelgestel ligt vlak onder het maaiveld en loopt horizontaal aan met dikke wortels. Dus liever niet planten in een kleine tuin en dichtbij het terras (of dat van je buren)!
Cephalaria gigantea wordt bij ons ruim 2 meter hoog en bloeit vanaf juni tot de eerste vorst. Telkens dansen er nieuwe zachtgele sterretjes tussen de ‘speldenkussens’ van de uitgebloeide bloemen.
Ik lees overal dat het een echte bijenplant is. Maar geen bij te zien, maar op elke bij zit wel een hommel (of twee). Bij regen gaan sommige niet naar huis, maar schuilen ónder de bloem. De hommel op de foto was nét iets te vroeg weer tevoorschijn gekropen en kreeg toch nog een druppel in de nek.
In de winter is Cephalaria ook een van mijn beste vrienden, met een prachtig, stormvast silhouet dat helemaal tot zijn recht komt bij sneeuw, ijzel en rijp.
Niemand is perfect, ook deze Cepharia niet: het blad is groot, grof en veel. En ja, hij zaait zich stevig uit. Goed opletten dus waar je hem niet wilt hebben en meteen ingrijpen. De zaailingen zijn goed herkenbaar en laten zich gemakkelijk verwijderen.