Bij het ‘nachthokken’ ontbreekt Dientje, de kleinste van ons toom Sussex rood porselein. We denken meteen het ergste, Dientje is altijd op appèl. Plukjes veren die door een straffe noordoosten wind worden rondgeblazen, wijzen ons de weg. Ze ligt op haar rug onder een meidoorn. Gepakt door een roofvogel, die maar een paar happen heeft genomen. Verdomme, ons onderdeurtje! Genoemd naar een geliefd oud-collega, een korte, stevige vrouw. Ook qua karakter zagen wij wel overeenkomsten: zachtaardig, sociaal en vasthoudend. ‘Met Dientje kan je goed praten’, zeiden wij. Nooit een ei gelegd overigens.